Uit de meest recente cijfers van Opgroeien blijkt dat in 2021 een kwart van de ouders kon rekenen op sociale toeslagen naast het Groeipakket.
Ook de kansarmoede-index daalde het afgelopen jaar licht. 12,7% van de kinderen tussen 0 en 3 jaar groeide in 2021 op in kansarmoede, in 2020 was dat nog 13,7%. Dat blijkt uit cijfers van het agentschap Opgroeien.
"Dat is positief, maar elk kind dat opgroeit in kansarmoede, is er één te veel. Een kwart van de ouders kon vorig jaar rekenen op sociale toeslagen naast het groeipakket. Dat is een belangrijke tegemoetkoming voor heel wat gezinnen", benadrukken Vlaams minister van Welzijn Hilde Crevits en Vlaams minister van Armoedebestrijding Benjamin Dalle.
Belangrijk instrument tegen armoede
Een van de instrumenten die de Vlaamse overheid uitwerkte om gezinnen met een beperkt inkomen te ondersteunen is het Groeipakket. Het Groeipakket bevat met de sociale toeslag en de schooltoeslag twee belangrijke toeslagen die gebaseerd zijn op het gezinsinkomen.
Eind december 2021 kreeg één op vier kinderen (24%) met een Groeipakket een sociale toeslag. Het gaat om 388.117 kinderen (uit 202.797 gezinnen), een toename met 14.290 kinderen (+3,8%) ten opzichte van december 2020. Het aantal kinderen met een sociale toeslag met een gezinsinkomen onder de laagste inkomensgrens neemt licht af (-3.480).
De toename doet zich dus enkel voor bij kinderen uit grote gezinnen met middeninkomens. Het aandeel kinderen met een sociale toeslag neemt af met de leeftijd en lag eind 2021 het hoogst (26,3%) bij de jongste kinderen.
In het schooljaar 2021-2022 kregen 459.257 leerlingen die in Vlaanderen wonen een schooltoeslag, dat zijn er 5.339 minder (–1,1%) dan in het schooljaar 2020-2021.
In het secundair onderwijs en hoger beroepsonderwijs merken we een stijging in het aantal leerlingen met schooltoeslag, maar in het kleuter- en lager onderwijs is er een afname. Die kan onder meer verklaard worden door de daling van aantal jonge kinderen.
In totaal krijgen meer dan 1 op de 3 kinderen tussen 3 en 18 jaar in Vlaanderen een schooltoeslag. Gemiddeld ontvangen leerlingen in het Vlaams onderwijs 748 euro per jaar in het secundair onderwijs, 161 euro in het lager onderwijs en 107 euro in het kleuteronderwijs.
Studenten in het hoger beroepsonderwijs krijgen gemiddeld een veel hoger bedrag: gemiddeld 1.651 euro. De uitbetaalde bedragen variëren naargelang het opleidingsniveau en het gezinsinkomen. Van de kinderen die een schooltoeslag krijgen, hebben 58,8% ook recht op een sociale toeslag.
Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits: "Een kwart van de kinderen in Vlaanderen met een Groeipakket kan rekenen op een maandelijkse sociale toeslag. Dat is een tegemoetkoming vaak voor kwetsbare gezinnen die de kosten voor de opvoeding van de kinderen moeilijker kunnen dragen.
Die toeslag is voor heel wat gezinnen dus belangrijk om de rekeningen te betalen. De voorbije jaren is er hard gewerkt aan de automatische toekenning van het groeipakket zodat veel meer ouders krijgen waar ze recht op hebben."
Kansarmoede in Vlaanderen daalt licht
De kansarmoede-index*drukt uit hoe groot het aandeel kinderen van 0 tot 3 jaar in kansarmoede is ten opzichte van het totaal aantal kinderen in die leeftijdscategorie en wordt berekend op basis van een aantal parameters, zoals gezinsinkomen (excl. Groeipakket), arbeidssituatie van de ouders en huisvesting.
Net zoals in 2020 daalde de kansarmoede in Vlaanderen ook in 2021 licht: van 13,7% naar 12,7%. Die tendens merken we in elke provincie. In Antwerpen blijkt de daling het hoogst: van 17,5% naar 16,1%. Met 7,6% ligt de kansarmoede-index in Vlaams-Brabant het laagst.
De data van Opgroeien geven de kansarmoede-index tot op gemeentelijk niveau: daaruit blijkt een sterke daling in de grootsteden (-2,2 procentpunt). Of een kind opgroeit in kansarmoede, heeft vooral te maken met een beperkt inkomen (87%) en met een laag opleidingsniveau (81,9%) van de ouders. Bovendien heeft 77,7% van de kinderen in kansarmoede ouders die werkloos zijn of een precaire arbeidssituatie kennen.
"We zagen al enkele jaren dat gezinnen van pasgeborenen op de verschillende levensdomeinen een gunstigere situatie kennen dan de jaren daarvoor" zegt Diederik Vancoppenolle, wetenschappelijk adviseur bij Opgroeien.
"Die trend lijkt zich in 2021 versterkt voort te zetten. Dat de kansarmoede daalt bij jonge kinderen is positief, maar we blijven benadrukken dat nog steeds bijna 1 op de 8 kinderen geboren wordt in kansarmoede."
Vlaams minister van Armoedebestrijding Benjamin Dalle: "Kansarmoede is een verhaal dat gezinnen treft in alle windstreken van Vlaanderen. De geografische verschillen die we qua kansarmoede zien, zien we ook bij andere indicatoren. Het geheel van de cijfers is nuttige informatie om zowel het beleid vanuit Vlaanderen, als vanuit de lokale besturen verder af te stemmen op daadkrachtige maatregelen en om goede praktijken uit te wisselen.
Zo kunnen we samen kansarmoede verder terugdringen én ieder kind gelijke kansen te gunnen, van bij de prille start van het leven."
Gezinsinkomen
De kansarmoede-index spitst zich enkel toe op jonge kinderen. Daarom heeft het agentschap Opgroeien cijfers van onder meer Statistiek Vlaanderen, het RIZIV en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gebundeld: die leiden tot een ruimer beeld over armoede in Vlaanderen.
Hieruit blijkt dat heel wat meer kinderen en jongeren tussen 0 en 18 jaar opgroeien in een gezin met een beperkt gezinsinkomen dan wat de kansarmoede-index aangeeft. Volgens de meest recente data van 2018 leven 20% van de kinderen in een gezin waar het bruto belastbaar gezinsinkomen maximaal 30.000 euro bedraagt, waaronder 4,7% met een bruto belastbaar gezinsinkomen onder de 15.000 euro.
Kinderen in een eenoudergezin groeien vaker op met een lager inkomen, 3,5% van alle minderjarigen woont in een gezin met een gezinsinkomen dat (voor een deel) bestond uit een leefloon.
De financiële mogelijkheden van gezinnen bepalen hoe vatbaar kinderen zijn om in armoede terecht te komen. Op basis van de EU-SILC-enquête, stellen we vast dat 8% van de kinderen en jongeren zich in 2021 onder de armoederisicogrens bevond. 10% leeft in een gezin waarbij het moeilijk of zeer moeilijk is om de eindjes aan elkaar te knopen met het beschikbare gezinsinkomen, 6% bevindt zich in een situatie van ernstige materiële en sociale deprivatie.
Het armoederisico blijkt sterk af te nemen naarmate de arbeidsparticipatie van de ouders toeneemt. 61% van de kinderen in een gezin met een zeer lage werkintensiteit kent een verhoogd risico op armoede. Bij een lage werkintensiteit is dat 50%, bij een zeer hoge werkintensiteit bedraagt het armoederisico 2%.
"Om een idee te geven van wat die materiële en sociale deprivatie betekent voor kinderen: bijna 1 op de 5 kinderen in Vlaanderen leeft in een gezin dat geen onverwachte uitgaven van 1.100 euro aankan", verduidelijkt Van Coppenolle.
"15% van de kinderen kunnen met hun gezin geen week buitenshuis op vakantie. Toegang tot internet, het huis voldoende kunnen verwarmen en regelmatig een maaltijd met vlees, kip of vegetarisch alternatief gebruiken is op dit moment voor veel minder kinderen (2%) een probleem.
Regelmatig deelnemen aan vrije tijdsactiviteit of een keer per maand afspreken om iets te eten of te drinken is voor ongeveer 1 op de 10 kinderen niet mogelijk."
Het agentschap Opgroeien publiceert vanaf dit jaar ook cijfers op kindniveau over diverse inkomensindicatoren en toeslagen per stad of gemeente. Zo krijgen lokale besturen en andere belangrijke partners in de strijd tegen armoede meteen concreet zicht op het aandeel kinderen dat opgroeit in een minder gunstige inkomenssituatie binnen de gemeentegrenzen.
Om kinderen en gezinnen in armoede beter te detecteren en te ondersteunen werd begin 2022 bovendien een belangrijke decreetswijziging doorgevoerd. Sinds kort kregen de lokale teams van Kind en Gezin in elke stad en gemeente de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden contactgegevens van kwetsbare gezinnen te delen met het OCMW.
Op die manier kunnen gezinnen gericht gedetecteerd worden en sneller een beroep doen op de ondersteuning waar ze recht op hebben. De versterkte samenwerking moet het risico voor gezinnen en kinderen om in armoede te verzeilen, verkleinen.
*Kansarmoede wordt berekend op basis van zes parameters: het maandinkomen van het gezin, de opleiding van de ouders, de arbeidssituatie van de ouders, de kwaliteit van de huisvesting, het stimulatieniveau van de kinderen en de gezondheid.
Per parameter wordt een ondergrens bepaald, wanneer gezinnen bij minstens drie van de zes paramaters op of onder de ondergrens scoren, groeit een kind op in kansarmoede.